zondag 11 maart 2018

Het Passiegeweld

In India en Iran vieren de moslims het lijden van Hoessein met liederen, wenen, zelfkastijding.
Ook in ons land is het grote tragische meeleven begonnen. Dit is de tijd van de Matthaeus en Johannes-passie. De laatste gaan wij komende woensdag, 14 maart, bijwonen met Reinbert de Leeuw als dirigent. Het Janskoor gaat de Via Crucis zingen (op Goede Vrijdag) en met enkele koorleden zingen we de gregoriaanse Ad Laudes van Sabbato Sancto. Vandaag repeteerden we voor het eerst: ik had het 50 jaar geleden voor het laatste gezongen. De andere vier waren van na 1965! Maar wel nieuwsgierig en enthousiast.
Gisteren waren we in de Geertekerk, waar 50 mensen een hele dag hadden gestudeerd op twee muziekstukken met dezelfde tekst: Crucifixus etiam pro nobis sub Pontio Pilato passus et sepultus est.

Een gelegenheidskoor had de hele dag gestudeerd op muziek van Lotti en Caldera, tijdgenoten die rond 1630 in eenzelfde kerk in Venetië hadden gezongen. Lotti was 8-stemmig en heel erg mooi: als het Crucifixus uit de Hohe Messe of het Ave Verum van Mozart. Goed verstaanbaar, flitsen muziek met een half woord, genoeg, de stemmen voegen zich dan mooi samen. Caldera was 16-stemmig en toch wat rommelig, niet alle partijen vast. Eerste rechts van het orgel is mijn broer Jacques, met drie anderen uit Boxmeer gekomen. Ik zat naast een vrouw uit Zwolle, waarvan een man liefhebber en zij dus fan was. De hele dag de Geertekerk gevuld met deze superkleine passie, in die paar woorden zo krachtig samengevat.

Een wat rustige maar ook wel onbegrijpelijke Duitse Dali: Neo Rausch Dromos

Voor het gebruiken van de vrije NS reisdagen gaan we nogal eens naar Zwolle (of Leeuwarden/Groningen, Maastricht). Nu dus weer naar Zwolle. Mooie tocht door de Veluwe, dan aankomen in Zwolle en het gouden kipje met het reusachtige ei. Er was weer een Duitser. Enige tijd geleden was er een die in de DDR-tijd had geschilderd, maar toch met wat zelf genomen vrijheid er bij. Realisme, met een beetje kritiek.
Neo Rausch is in 1960 en kreeg zijn opleiding nog deels in DDR-tijd, maar begin pas echt daarna: in 1993 zijn eerste schilderij Dromos: dat werd uitgelegd als de processiegang naar een tempel, tussen de sfynxen door. Nou, geheimzinnig magisch realisme is het zeker, gebracht door een mysterieuze profeet van, ja van wat eigenlijk?

Het zijn allemaal net wat fletse kleuren: het groen van de trommelaar, de verkondiger zelf is nog een van de meeste vrolijke kleuren. De gezichten zijn bijna altijd wat gesloten, nadenkend zonder aan te geven waarover. Is wer een brand over de huizen daarbij? De onderste hierboven lijkt een doorbreken van de Berlijnse muur te zijn, waarvoor dan weer een nieuwe muur wordt gebouwd. In de teksten die er bij staan, wordt verteld dat ieder zijn eigen interpretatie mag formuleren, maar dat de schilder niet verplicht is om daarover iets te zeggen en al helemaal niet om zelf met een interpretatie te komen.
Er zijn grote verschillen in omvang: rechts nder is een soort baby, met een gezicht van een 50er. De muur lijkt van niets naar niets te lopen. Daarachter is een soort draagbaar, draagtent, met er bovenop een jonglerende vrouw. Helemaal links een raar soort vrouwenfiguur met een rood hesje/jasje. een blauwe rok, allemaal niet bepaald modern, eerder uit een soort mythische tijdloosheid.
Het zijn enorm grote schilderijen en daarvan heeft Rausch en intussen heel veel gemaakt. Hij is in veel musea te zien en in Zwolle heeft De Fundatie ook iets van hem gekocht, misschien dit schilderij wel. Het is niet in het precieze handwerk van Pyke Koch gedaan, met grote grove streken, niet die glanzende verf. Aangenaam om naar te kijken, maar wat we er van moeten denken?
We hebben een hele tijd voor dit schilderij gezeten , met de catalogus van de tentoonstelling er bij. Die wees op de rare oren die zo her en der te zien zijn. Links lijkt een man met een stok in zijn hand twee dieren tot een gevecht aan te sporen. Ze hebben mensengezichten.
Ik heb de foto's met de IPhone5 genomen, waar ik nu aan begin te wennen.

donderdag 8 maart 2018

Museum Catharijneconvent in miniatuur

De nieuwste tentoonstelling van het Catharijne heet Magische miniaturen. Echt iets voor de fijnproevers en goede kijkers. Vanaf de 10e tot de late 15e eeuw (toen er al boeken gedrukt werden) ging het nog door, op perkament vaak: verfijnde tekeningen. Er was veel Entdeckersfreude bij nadere bewerkingen: eenmaal was er een man bij zijn echtgenote weggewerkt: nog om onduidelijke reden. Dat kun je dus allemaal met infrarood. Maar gewoon naar die precieze handschriften kijken is al mooi genoeg.
Er werd gezegd dat die 'gewone' mensen van die tijd beeldloos waren: ze lazen geen boeken, of kranten, zagen buiten kerken ook bijna geen afbeeldingen. Maar de rijken in kastelen en kerken die wel met teksten werkten hadden er toch ook graag plaatjes bij. Dat maakt het veel aantrekkelijker. Het woord mag kracht hebben, de afbeelding maakt het even veel sterker. Het museum haalt geen rare fratsen meer uit als een jaar of tien geleden. Maar enkele grapjes toch wel, zoals bij de ingang:
Zo'n spiegel, dat vraag om een selfie!
Het Catharijneconvent heeft zelf heel wat, maar leende nu ook wel een en ander. Uit de Koninklijke Bibliotheek van Den Haag onderstaande afbeelding uit een boek La forteresse de la foy, van een Franciscaan, Alonso de Espina een Franse vertaling van Fortalitium fidei (geschreven in 1458, hier een handschrift van een 50 jaar later. Zie ook CMR deel 6:639). Het boek fulmineert tegen ketters, joden, moslims en demonen. Hier drie christelijke heiligen die tegen drie joden (met ountmusen) staan te debatteren.
Curieus was ook een miniatuur uit een werk toegeschreven aan Bauduoin d'Avesnes, waar  ik eerst met puntmuts een jood zag, met tulband een moslim, maar het bleek een afbeelding te zijn van de joodse groepen uit de tijd van Jezus: de eenvoudigste zijn de Essenen, de anderen zijn Farizeeërs en Sadduceeën. Maar toch: twee groepen gekleed als Joden en Moslims.
Wat nu precies het magische was van de miniaturen mochten we blijven raden: er kwam niets van toverij, magische trucages of zoiets. Op de begeleidende filmpjes wel jonge medewerkers van het museum, die allemaal gecharmeerd, betoverd dus, waren door deze prachtige kunst.

dinsdag 6 maart 2018

Anton Alberts en zijn afkeer van rechte hoeken en strakke lijnen

De eerste maanden van dit jaar heb ik weinig geschreven. Er waren veel zieken in de familie en daarnaast zijn wij bezig om te gaan verhuizen: een apartement gekocht met uitzicht op het Amsterdam-Rijnkanaal, in de Utrechtse wijk Oog in Al. Nu moet het eigen huis verkocht worden. We hebben 23 jaar in de wijk Rijnsweerd gewoond. Met veel plezier en bewondering voor de mooie bouw van de huizen met de lange daken. In de jaren 1960 werd de wijk begonnen, tegelijk met de bouw van het universiteitscomplex De Uithof. Eerst kwamen de 'platte daken', bungalows en huizen-met-verdieping, maar allemaal platte daken. In 1978 kwamen de eerste huizen van de 'organieke' architect, Anton Alberts, die een 'natuurlijke' bouwstijl in de trant van de levensfilosofie van antroposoof Rudolf Steiner nastreefde. In de natuur heb je geen hoeken van 90 graden en strak rechte lijnen. Maar er komen allerlei vormen voor die er wel wat op lijken. Om het toch betaalbaar te houden, werden ramen en deuren en ook de grote wanden toch wel strak  gehouden, maar de eerste aanblik is toch die van een beetje schots en scheef.

Dit is een impressie van ons huis van de voorkant: het dak loopt omhoog met een knik, is bij de buren weer net even anders.
Aan de achterkant hebben we een afscheiding met de buren. Ook daar weer geen doorlopende en rechte muur, maar een langzaam aflopen naar beneden. In ongelijke knikjes.
Omdat het huis op moerasgrond is gebouwd (tot 1954 was dit beschermd waterliniegebied dat in enkele weken helemaal onder water gezet kon worden), klinkt de tuin nu in. Onder dit muurtje aan de achterkant staat geen heipaal, dus zakt het muurtje netjes naar beneden, waardoor er bij het huis een scheur ontstaat. Wij koesteren die natuurlijk beweging van de muur, vinden het romantisch, zelfs een soort folie, gekkigheidje. Ander gekkigheidje is de nummering: de garages hebben ook nummers gekregen en zo hebben wij huisnummer  84 en de aangrenzende buren nummer 90.
De echte folie in de wijk staat even verder op. Architect Alberts heeft voor zichzelf (en nog twee mensen) een soort postmodern kasteeltje gebouwd: van dikke aflopende muren, met zelfs ongelijke vormen inde gagare en her en der bij de ramen.
Hij gebruikte ook een soort zachtroze bakstenen als elders in de wijk, maar van nog brozer en zachter materiaal. Resultaat was dat het altijd vochtig bleef in die huizen. Daarom is er zo'n tien jaar geleden een soort pantser van aluminium op gekomen. In het begin erg stralend, nu is het met de tijd wat milder en rustiger van uitstraling geworden. We zullen deze woonomgeving gaan missen, maar krijgen er mooie uitkijk voor terug. Waarover later.