woensdag 16 maart 2011

Restjes van de Missa Poetica




De afgelopen weken heb ik enkele keren geschreven over de Missa Poetica op teksten van Lucebert, met muziek van Bernard van Beurden. Ik heb die teksten in een klein bundeltje bijeen gezet, maar ook nog met de teksten van Kyrie en Gloria en enkele aantekeningen daaruit. Veel hulp had ik verder van een mooi boek van Theo Salemink, De andere Lucebert (Nijmegen: Valkhof 2008) waarin hij schrijft over de bekering van de in 1924 geboren dichter tot het katholicisme. Of moeten we zeggen, de doop in 1947, want daarna was het vooral kabbala en dadaïsme dat zijn levensvisie beheerste?
Zondag 29 mei wordt de Missa Poetica tweemaal uitgevoerd, als concert tijdens de culturele zondag, om 13.30 en 15.30 in de Janskerk in Utrecht. Het wordt geen (echte) kerkdienst, maar zoals wel vaker gebeurt in een geseculariseerde setting, zoals de religieuze Zaterdagmidagconcerten in de Domkerk en de maandelijkse Bachcantate in de Geertekerk.
Komen dus!


KYRIE

Herfst der muziek

van dauw rinklen de bloemen
en onder zerken van hurkende larven
geprevel, gemurmel, in de dorpen zuchtende
in de steden vlezige fluiten

oh oor o hoor

de vuren gaan schor en de wateren
stotteren om. op de bronnen
druipt een verdrietige toon, voorbij
vol wijn vlogen neuriënde ogen

oh oor o hoor

maar eentonig het eenzame zingt
de dag breekt en de nacht smelt
de zon en de maan gaan heen
het woord zingt alleen

oh oor o hoor

Kyrie en Gloria horen traditioneel bij elkaar: afzonderlijke stukken maar zonder echte pauze achter elkaar gezongen. Kyrie als smeekgebed, Gloria als lofzang, dus net omgekeerd als het bij de standaardgebeden is. De zeven regels van het Onze Vader beginnen met de lofzang (eerst het Opperwezen eren en prijzen) dan het smeken. Zo ook het basisgebed van moslims, het 1e hofdstuk (soera) van de Koran:
In Gods naam, Erbarmer, Barmhartigheid
Lof aan God, Heer van dit wereldrijk.
Erbarmer,Barmhartigheid
Koning op de dag van het eind der tijd
Jou dienen wij, jou vragen wij, leid
ons op de weg van rechtvaardigheid;
de weg van jouw gunst en beleid,
niet die van jouw haat en nijd,
niet die van vergetelheid.

Er zijn nogal wat kreun- of smeekwoorden hier bij Lucebert: zerken, zuchtende, verdrietig en zelfs het vol wijn klinkt niet als een dronkemanslied, maar het zijn slechts neuriënde ogen vol wijn. Verder eentonig en eenzaam, zon en maan gaan heen en het woord zingt alleen oh oor o hoor. Welk oor, wie moet horen? Dan mag je zelf bepalen.


GLORIA

Adoremus

met het masker van varkens op
door de fragiele gewelven van de lente
op de ronde schemering gezeten
reed adoremus naar de levensbron

stel alle dwingende vragen uit
de weg is zachter dan het hart der dwergen
en langer dan een denker zijn kan

reed adoremus naar de levensbron
die lachend loopt over toegespitste stenen
niet weten wat aarde is
maar waar de hemel op de aarde slaapt

en sluit het klimop van de ogen
voor de gebroken ruiten van je onrust
heel de kamer zal van goud en groen zijn goed


Dit Gloria begint als een feestlied Met het masker van varkens op, een wat ruw uitgevallen Carneval. In dit fragiele ruime van de lente. Alle moeilijke vragen mogen uitgesteld worden, want we rijden naar de levensbron. Wij zijn immers Adoremus, wij aanbidden. En het wordt een groot festijn.
Er zijn meerdere studies geschreven over Lucebert als mysticus. Lucebert zou Lucifer, de Lichtdrager, de Morgenster betekenen. In een dissertatie uit 1992 noemt J. Oegema hem een crypto-katholiek (die overigens in 1947 op 23-jarige leeftijd gedoopt was!), christelijke ketter, gnosticus. Zeker, niet bij de kerk van ‘potentaten en prelaten’, maar wel van vrijheid en licht.
Theo Salemink schreef een erg mooi boek, Een andere Lucebert. Op het snijvlak van avant-garde en katholicisme (Nijmegen: Valkhof, 2008), waarin Lucebert geplaatst wordt in de wereld van katholiek debat tussen 1940-1980, inclusief wat betweterij van de vroege Huub Oosterhuis.

Bij deze blog een aantal afbeeldingen van initiatiefnemer, Janskerk-organist Mark van Kuilenburg die met een zware ziekte bezig is. Hij staat hier een enkele keer als dirigent en toch vooral als toetsenist. Hieronder, helaas, maar nu nog even voorbarig, als een engeltje.

donderdag 10 maart 2011

Een communie van tien pond grutten


In de Missa poetica van Bernard van Beurden, op teksten van Lucebert staat de communio nog vóór het Agnus Dei. Het is een aaneenschakeling van prettig zingbare mooie woorden, net zoiets als ienemiene mutte.
In de Kabbala krijgen woorden een getalswaarde: A=1, B=2 C=3. Woorden met heel verschillende letters, maar uiteindelijk eenzelfde getalswaarde hebben een geheime band, verklaren elkaar. Het lijkt hier alsof we een letter-kabbala hebben, lilith, liebe, Delibes, de elegante componist van niet te moeilijke muziek.

Lilith klinkt als een lieflijke naam. Maar het is wel een engerd uit de horror-scene: een grote waterslang, eerlijk waterdraak. In Jesaja 34:14 komt hij/zij ook voor als een onderdeel in een landschap na de grote verwoesting:
Het land wordt het domein van jakhalzen,
de woonplaats van struisvogels.
Het is de ontmoetingsplaats
van woestijndieren en hyena's,
bokken meten daar hun krachten.
Lilit zoekt er rust
en leeft er ongestoord.
Daar nestelt de pijlslang..

Duidelijk geen gebied waar wij graag willen wonen. Maar in dit gedicht is Lilith juist een schatje, de orgals komen haar achterna, zingen kyrie eleison dat hier kennelijk een vrolijk deuntje is. Ik denk hier zelfs eerder aan draaiorgels dan aan het statige Janskerkorgel. Zon is zij, de lentezon/leliezon.



Lente-suite voor lilith
lilith
die is lief die liebe suite van delibes
wie blieft
wie
die
wie is die
lilith
wie is lilith
lilith
die is lief die liebe suite van delibes
HA
daar dragen de orgels haar achterna
ka ka
kyrië eleison kyrië eleison
JA
zon zon zon zij is de lila kieuw de leliezon


Bij het Agnus Dei schreef ik al even over de zangers in Jesus Christ Superstar die er een vrolijke boel van maken. Dus niet zoals de zwarte zwaar refo mannen van Maarten 't Hart of Jan Siebelink die alleen maar denken dat zij zich een oordeel kunnen eten of drinken.
Het Kyrie eleison is hier meer als dat van het Brabantse volksliedje:
En de koster van Bergeijk, die vergat 'ne keer een lijk
want ie had te veul geklonken, hij had te veul gedronken .....
Van 't gerstebier van kyrië, ‘t gerstebier van kyrië,
't gerstebier van kyrië eleïson.

woensdag 9 maart 2011

Agnus Dei als liefdeslied




In de Missa Poetica van Bernard van beurden is het Agnus Dei integraal opgenomen. De lofzang op Jezus als Lam Gods, te zingen kort voordat hij ook gegeten wordt, de meest intieme Jezusverbinding die er denkbaar is.

Ik ging ooit met een moslim Ph.D. studente uit Indonesië, Syafa'atun al Mirzanah naar Keulen op een zondagmorgen. Zij schreef over de Dominicaan Eckhart als mysticus. Wij gingen naar een kerk waar de meester vaak had gepreekt. Er was nu nog steeds een domincaans priester die daar preekte. Bij de communie vroeg Syafa mij op ze te communie mocht. Ik zei dat dit niet kon hier. Zij vroeg het na de mis ook aan de priester die antwoordde dat iedereen die gedoopt is de communie mag ontvangen. Dat sacrament moet eerst.
Twee weken later waren bij de Dominicanen van Huissen. Lange mannen in witte pijen voor de zondagdienst. Ook hier vroeg zij of ze te communie mocht en ik zei dat het kon. Later gaf de priester Henk Jongerius dit antwoord: 'Wie ben ik om iemand die intiem contact met Jezus wil te verhinderen dat te ervaren?'

Dat zingen wij dus: Jezus in dat rare symbool van geslacht lam (zondebok, geofferd bij Grote Verzoendag, wordt geofferd én de woestijn ingestuurd).

De tekst van Lucebert:

als je weet waar ik ben zoek me dan

als je weet waar ik ben zoek me dan
bij de winden van morgen bij de grijsaards de kinderen
geen blinddoek zal het je verhinderen
bij afwezigheid mijn ziel te plunderen
de grijze vruchten van vlees en vrees
in een dwaalspoor weg te werpen
en je over niets meer te verwonderen

want vanwaar ik ben gegaan en aangekomen
zal jij ook zijn agiel en haast aalachtig
en we vloeien samen de rijke en de arme
de scherprechter en de gehangene
de engel en de ongenode gast
naar bed gaan zij beiden lichtschuw
de buit in de vuist

en kussen elkaar dood weer tot leven
eeuwig de tijd in het oor de klok van het oor
in schulden gedompeld in kussens gesmoord
maar waar ik in het tikken stik adem jij in mij voort

Dit is kennelijk een van de meest toegankelijke gedichten van Lucebert. Johan van der Keuken maakt in een maand na de dood van de meester in mei 1994, een film over zijn werkruimte toegtevoegd aan zijn filmen over de dichter/schilder. De hele film heet Tijd en Afscheid, maar het deel van het lege atelier, dat er uit ziet alsof Lucebert zo terug kan komen heeft als titel Als je weet waar ik ben zoek me dan.

Bij het lezen van deze combinatie van Agnus Dei en het Lucebert-gedicht moest ik ook denken aan die rare maar ontroerende sequens in de musical Jesus Christ Siperstar, waar de apostelen zoveel van de wijn bij het avondmaal drinken, dat ze helemaal dronken worden en lallen: dat ze altijd wel wisten apostel te zullen worden en beroemd. Dan zijn ze Jezus weer even helemaal kwijt.
Daarom dus die lege koorbanken hier: ze zijn allemaal weg. Dit is het einde. Finito. We kijken omhoog naar het orgel, maar zien alleen een wazige spiegel. Geen Mark van Kuilenburg meer.

zondag 6 maart 2011

De Engelen van het Sanctus


Voor het Sanctus van de Missa Poetica is gekozen voor het volgende gedicht:

wij zijn gezichten
wij hebben het licht gestolen
van de hoogbrandende ogen
of gestolen van de rode bodem

ik ben vuur
veel vuur
golven van vuur
vissen die stil zijn als het gezicht dat
alleen is
ik ben
veel van steen en vaag als
vissen in watervallen
ik ben alleen alleen beenlicht en
steendood

wij zijn gezichten
open en rood zijn wij
licht zijn wij
open
wij zijn
ontplofbaar

ik weet niet wat
steen werd
ik weet wel wat dood is

dood is ik word
ik word recht weer
wordt geroofd en ben weer
echt licht




Een website, Advaitacentrum, verwijst naar Luc Oegema die een boek heeft geschreven over Lucebert als mysticus (bijdrage van Nico Tydeman). Daaruit: In 1966 zei hij in een interview met Ben Bos voor De Nieuwe Linie, toen een progressieve katholieke krant: "In jouw terminologie of in die van je krant zou je kunnen zeggen: Lucebert schrijft een mystieke poëzie, zonder God".
In een eerder interview (1959) met Jessurun d'Oliveira: "Ik ben geen nihilist, ik ben een alles relativerend mysticus, een sceptisch zwever, een voorzichtige losbol."


Die algemene beschouwingen laat ik hier maar. Ik kijk vooral naar de combinatie Sanctus en deze tekst.
Allereerst wordt in de mis steeds Sanctus driemaal gezongen, vanwege de Drieëenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest. Hier ook drie keer driemaal, de laatste en vierde keer is het Sanctus viermaal. Een reden? Kon Van Beurden er maar geen genoeg van krijgen: zoiets eeuwigs als dat goddelijke temidden van deze menselijke bedenkseltjes.

Dan de tekst: Wij gaat hier dus over de engelen die het Heilig zingen. Volgens Jesaja 6:3 zongen twee serafs/engelen elkaar toe Heilig, heilig, heilig is de Heer. Wij zingen het dus na, wij hebben het licht gekregen, beetje gestolen van die engelen, zodat wij dit na mogen zingen.
Die engelen zijn propvol vuur, vandaar dat de tempel ook vol werd met rook, vol met vuur. Om de stem te zuiveren, zuiver te kunnen zingen, kwam er volgens Jesaja zelfs een seraf met een gloeiende kool om de lippen van de zangers te reinigen. Gelukkig geeft Lucebert ons hier meteen water bij, zodat wij dit heftige zingen kunnen overleven.

Trouwens: luister naar het begin van dit Sanctus bij de Maria Vespers van Monteverdi: Duo Seraphim clamabant alter ad alterum, Die twee Seraf zongen elkaar toe, SANCTUS-SANCTUS-SANCTUS.

Wij zijn ontplofbaar: dit is het mooiste woord. Het Godsmysterie is zo heftig, dat wij er bijna van ontploffen.

En dan die twee laatste strofen? Steen lijkt hier ook wel een van de ongebruikelijke namen voor God te zijn: samad uit die korte soera 112

Zeg: Hij is God, één
God, Die het al bewaart;
baarde niet, is niet gebaard
en niets is Hem gelijk, niet één


´Die het al bewaart´ kan ook vertaald worden met rots, of eeuwig: niet het onpersoonlijke en saaie altijd maar hetzelfde zijn, maar God als Rots is dus wel meer ondersteuning dan alleen een blok om je tegen te stoten.

Dood wordt hier gezien als iets wat toch weer een groei gaat kennen, alleen wacht eerst nog een lange winter en dan weer gaat groeien.
Ik word geroofd: zou dat een verwijzing zijn naar de rupture? Naar dat weggeroofd worden van aarde om maar weer in die betere wereld terecht te komen? Dan is dit wel een erg hemels gedicht, niets meer terug te vinden van de gewone aardsigheden die we elders juist zoveel aantreffen.

Hieronder één van de koorleden die het mooiste als een engel overkomt! Marja Verburg.

Credo in tijden van credietcrisis


In de klassieke theologie wordt het credo/geloof op twee manieren uitgelegen: fides qua creditur tegenover fides quae creditur. Het eerste betekent het geloof waardoor iemand gelooft, het tweede is de inhoud van het geloof dat men aanneemt. De eerste legt de nadruk op de individuele gelovige, tweede op de inhoud die voor een hele gemeenschap gelijk kan zijn, van elders aangeboden.
De mooiste tekst is hier natuurlijk die van Gerard Reve in Nader tot U, ook wel in de kerk gezongen:
Eigenlijk geloof ik niets,
en twijfel ik aan alles, zelfs aan U.
Maar soms, wanneer ik denk dat Gij waarachtig leeft,
dan denk ik, dat Gij Liefde zijt, en eenzaam,
en dat, in zelfde wanhoop, Gij mij zoekt,
zoals ik U.

Voor de Misa poetica hebben we een ook op dat ik gerichte tekst gekregen. De titel lijkt een beetje op het kinderachtige gericht: een wiegeliedje, kennelijk toch wel voor een volwassene, die eerst woedt en tiert (1e strofe), maar die wat kalmeert, zij het nog wel wat onrustig (2e strofe) om op een enigszins filosofische wijze tot rust te komen in de 3e strofe:

Berceuse

dat je tiert en rond rent
met roestige kettingen dat was
van weleer dat is toch bekend

het moet ons nu van het hart
je bent behendig in het verkeer
schoon insulair in de weer

maar wat je ontkracht en verwart
niemand te zijn en nergens
en dan nog iemand te zijn en hier.

Raar in de tekst is dat in de versie van 'ons' Credo tussen strofe 2 en 3 die ene latijnse zin komt: et unam sanctam catholicam.. , "ik gelooof in de ene, wereldomvattende (= katholieke) en apostolische (= op de apostelen gebouwde) kerk.



Eerst maar even kijken wie er 'ik' is en wie 'je'... Ik is degene die gelooft. En 'je' wordt angesproken en daar mag de koorzanger zich ook wel toe rekenen. Dat wij dus eerst tieren en rondrennen, dan wat behendiger worden en uiteindelijk in strofe 3 in een twijfel terecht komen. Echt Janskerk dus, beetje niemand en een beetje iemand. We zijn per slot van rekening allemaal in groei, en daarom verwarring en op weg iemand te worden die we nog niet zijn. Geen geloof in God, eerder zoeken de Janskerkers zichzelf en de naaste bij hen.

Die berceuse (wiegeliedje, meestal is dat een moeder die een kind wiegt) doet natuurlijk onherroepelijk denken aan Psalm 131

Heer, niet trots is mijn hart
niet hoogmoedig mijn blik,
ik zoek niet wat te groot is
voor mij en te hoog gegrepen

Nee, ik ben stil geworden
ik heb mijn ziel tot rust gebracht.
Als een kind op de arm van zijn moeder
als een kind is mijn ziel in mij.




En dan nog een zijpad, intertextualiteit heet dat dus: bij woorden aan een andere omgeving van dezelfde tekst denken:


Dan nog
Dan nog
klamp ik mij
klamp ik mij
vast aan Jou
of je wil of niet
op genade of ongenade
ik zal red mij, red mij roepen
of zo iets als heb mij lief

Nu eindigt dit toch wel weer bijna zoals het begin is: fel, tiert en rent rond, met roestige kettingen. Betekent

Misschien helpt het om dit allemaal een beetje te bedenken bij dit Credo?

Berceuse hier dus alleen maar dat het heen en weer gaat in de gevoelens van heftig en krachtig naar wiebelend zwak en onzeker en heeft het niets met moeder-kind te maken?

Hier ook een foto van deel van het Janskoor dat dit allemaal gaat zingen, tekst van Lucebert en muziek van Bernard van Beurden en het orgel met die lichtinstallatie, die op een vliegende schotel lijkt!

dinsdag 1 maart 2011

Adoremus Hidir op zoek naar de Levensbron


Het koor van de Janskerk is bezig met de viering 150 jaar orgel in de eigen kerk. Op teksten van Lucebert heeft Bernard van Beurden een Missa Poetica geschreven. Flitsende muziek: grote wisselingen van tempi, spannende accoorden en harmonieën.
Een probleem blijft her en der de tekst van deze mis. Er is wel een suggestie van een 'Mis' via de vaste delen Introitus, Kyrie, Gloria, Graduale, Credo enz., maar behalve flarden van de oude teksten als Credo, Sanctus, heb je weinig houvast. De teksten van Lucebert staan bol van typisch poëtische woorden, maar zijn meer sfeer-oproepend dan analyserend, narratief of zelfs maar beschrijvend te noemen.
Het lijken eigenlijk wel puzzelstukjes: die woorden van Lucebert. Daarom hier een poging om met enkele van de stukjes een narratief of beschouwend kader van uitleg te maken.

Het kader
Dat vond ik in de zinsnede van het Gloria: reed Adoremus naar de levensbron.
Daarbij moest ik denken aan het verhaal van Soera 18 van de Koran, zelf weer ontleend aan de Alexanderlegende. De levensbron is een bron waar water uitkomt dat eeuwig leven geeft als je er van drinkt. Zie ook Johannes 4 (Jezus bij de Samaritaanse vrouw). Zou het een pendant zijn voor de boom des levens in het paradijs? Als je daarvan eet heb je ook eeuwig leven. In de Alexanderlegende gaat de hoofdfiguur daar ook op zoek naar de levensbron. De gids is de (Islamitische) profeet Hidir, letterlijk 'de groene man', ook wel geïdentificeerd als Neptunus, die immers als god van de zee ook altijd onder het groene zeewier zit.
Wij zijn dus in aanbidding (Adoremus) op weg naar die levensbron, lopen over spitse stenen, al is de weg zachter dan het hart der dwergen. Het duurt ook wel even, deze hele onderneming: langer dan een denken zijn kan, dus langer dan we dachten. Het gaat een tijdje wat lastig, maar uiteindelijk komen we in de kamer van goud en groen.
Op de afbeelding hierboven loopt Hidir (ook Khidr geschreven) op een vis, die ook in soera 18 van de Koran voorkomt: die was dood, geslacht, dus dood als een pier, maar viel in het water en zwom, weer levend, weg. Is dat die zin uit het Kyrie: de vuren gaan schor en de wateren stotteren om, de wereld omgedraaid dus.


In het Sanctus staat dan nog die mooie zin:
Veel vuur, veel golven van vuur
vissen die stil zijn...

Hidir at met zijn gast (eigenlijk de profeet Mozes, die ook al door water heen kon lopen) volgens een ander verhaal die vis op, maar dan moeten we naar Lilith bij de communie en zover ben ik nog niet. Zing ze!